-
1 uitstralen
-
2 uitstralen
-
3 ectoplasm
n. ectoplasma (in biologie-buitenste gedeelte van het cytoplasma; straling die zou moeten uitstralen van lichaam van spiritualisch medium)[ ektəplæzm] -
4 émaner
-
5 irradier
-
6 beam
n. lichtstraal; radiogolfl; brede lach; horizontale balk gebruikt in de bouw; evenwichtsbalk, houten balk gebruikt in de gymnastiek waarop oefeningen gedaan worden; volle breedte van een boot--------v. stralen (van blijdschap); stralen; uitstralenbeam1[ bie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 balk2 boom ⇒ disselboom; ketting/weversboom; ploegboom4 waagbalk9 stralende blik/glimlach♦voorbeelden:be off (the) beam • 〈 informeel〉ernaast zitten, het fout hebbenbe on the beam • 〈 informeel〉op het goede spoor zitten, het juist hebben→ broad broad/————————beam2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 respirer
respirer [respieree]1 (in)ademen ⇒ ademhalen, leven2 weer op adem komen ⇒ tot rust komen, uitblazen3 zich opgelucht voelen ⇒ herademen, weer adem kunnen halen♦voorbeelden:→ mentirII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 getuigen van ⇒ uitdrukken, uitstralen♦voorbeelden:v1) (in)ademen, leven2) uitblazen, weer op adem komen4) getuigen (van), uitstralen -
8 suinter
suinter [sŵẽtee]1 (door)sijpelen ⇒ (door)lekken, (door)zweten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) lekken, (door)sijpelen4) uitstralen -
9 ausströmen
ausströmen1 uit-, naar buitenstromen ⇒ ontsnappen2 uitstralen, uitgaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitstralen, verspreiden♦voorbeelden: -
10 ooze
n. modder, slik (op bodem van rivier); stroompje--------v. bubbelen; sijpelen; uitlekken (van informatie)ooze1[ oe:z] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 modder ⇒ slijk, drab————————ooze21 (binnen/door/in)sijpelen ⇒ doordringen, druipen, druppelen♦voorbeelden:1 ooze out of/from • sijpelen/lekken uitooze with • druipen/doortrokken zijn vanhis letter oozed with hatred • zijn brief zat vol hatelijke toespelingenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:they ooze self-importance • de verwaandheid druipt van hen af -
11 licht
licht1〈 het〉♦voorbeelden:waar zit de knop van het licht? • where's the light-switch?licht en schaduw • light and shade〈 figuurlijk〉 het groene licht geven/krijgen • give/get the green light/the go-aheadgroot licht • full beam〈 figuurlijk〉 we moeten dat in het juiste licht proberen te zien • we must try to put that in the proper light/perspective〈 figuurlijk〉 iets in een nieuw/ander licht zien • see something in a new/another lightdoor rood licht rijden • drive/go through a red lighthet licht aan-/uitdoen • put/ 〈 schakelaar ook〉turn the light on/offer brandde nog licht op de studeerkamer • there was still (a) light (on) in the studymet gedimde lichten • with dimmed (head)lights〈 figuurlijk〉 zij gunnen elkaar het licht in de ogen niet • they wouldn't give each other the time of dayhij is geen licht • he's no geniushet licht staat op rood • the light's redje hoeft geen licht te zijn om … • you don't have to be a genius to …met de lichten knipperen • flash (one's (head)lights)ga eens uit mijn licht • move out of my light pleaseeen fietser zonder licht • a cyclist without (any) lightsin het licht van de gebeurtenissen • in the light of eventsin het licht daarvan • such being the casein dat licht gezien • viewed in that light————————licht21 [niet zwaar] light4 [soepel] light7 [makkelijk verteerbaar] light9 [met betrekking tot stemgeluiden] soft♦voorbeelden:veel te licht zijn • be considerably underweighteen kilo te licht • a kilogram underweight3 lichte ogen • light/pale eyeslicht blauw • light blue6 lichte lectuur/muziek • light reading/musiceen lichte blessure • a minor injuryeen lichte buiging • a slight boween lichte hartaanval • a mild heart attackeen lichte verkoudheid/griep(aanval) • a slight cold, a touch of (the) flulichte vorst • (s)light frostII 〈 bijwoord〉2 [enigszins] slightly3 [gemakkelijk, gauw] easily4 [zeer] highly♦voorbeelden:licht slapen • sleep lightlicht opgemaakt • lightly made-up3 licht verteerbaar • (easily) digestible, lightje moet daar niet te licht over denken • you mustn't think (too) lightly of thatzoiets wordt licht vergeten/over het hoofd gezien • that sort of thing is easily forgotten/overlooked -
12 flare
-
13 branden
2 [licht/warmte uitstralen] burn3 [smeulen] burn4 [met betrekking tot lichaamsdelen, ook figuurlijk] burn♦voorbeelden:uit zichzelf beginnen te branden • ignite spontaneouslyde zon brandt • the sun is burning/blazingde kachel laten branden • leave the (gas-)fire burningdit stelletje brandt op hout • this stove burns wood3 een brandende pijp/sigaar • a burning/lit pipe/cigarcognac brandt in de keel • brandy burns the throat〈 figuurlijk〉 branden van nieuwsgierigheid/van verlangen • burn with curiosity/desireik ben er niet op gebrand • I'm not crazy about itze was het huis niet uit te branden • there was no way of getting her out of the househij is niet vooruit te branden • you can't get him to shiftII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door vuur doen verteren] burn2 [schroeien, door middel van vuur bewerken] burn ⇒ scald 〈aan heet water/stoom〉, roast 〈 noten, koffie e.d.〉, distil 〈 tot alcohol〉♦voorbeelden:glas branden • stain glasszich aan de kachel branden • burn one's hand on the (gas-)fire -
14 rayonner
rayonner [rejjonnee]1 stralen ⇒ uitstralen, schitterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) (uit)stralen3) uitstapjes maken [vanuit een vast punt] -
15 luminesce
v. licht uitstralen (niet van vuur) -
16 rayon
rayon [rejjõ]〈m.〉2 straal ⇒ radius, omtrek3 (boeken)plank ⇒ (boeken)rek, schap6 voor ⇒ rij, regel♦voorbeelden:rayons visuels • lichtstralenrayons X • röntgenstralenémettre, envoyer, lancer des rayons • licht uitstralen1. m1) straal2) radius3) boekenplank, boekenrek4) afdeling [winkel]5) honingraat6) spaak [wiel]2. rayonsm pl1) straling -
17 uitstraling
♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский